Interview Kinderrechters Jolande Calkoen en Ellen van Kalveen

Een kind in nood kan niet wachten op aanpassingen jeugdzorg

Vertrekkend kinderrechter Jolande Calkoen (R) en haar opvolger Ellen van Kalveen (L). Beeld Phil Nijhuis

Het is een van de ingrijpendste maatregelen die een overheid kan nemen: een kind uit huis plaatsen omdat zijn belangen ernstig worden bedreigd. Aan kinderrechters Jolande Calkoen en Ellen van Kalveen om die beslissing te nemen.

Trouw, Kristel van Teeffelen 14 november 2019, 10:50

Het is een dag van goed nieuws en van slecht nieuws als kinderrechters Jolande Calkoen en Ellen van Kalveen bij elkaar komen in Den Haag. Eerst het goede nieuws: het kabinet heeft bekendgemaakt dat het gaat ingrijpen in de jeugdzorg. Sinds de taken naar de gemeenten zijn overgeheveld, wat gepaard ging met een stevige bezuiniging, zijn de tekorten en wachtlijsten flink opgelopen en krijgen te veel kinderen niet de hulp die ze nodig hebben. 

Even los van de vraag hoe het kabinet de problemen precies wil aanpakken, klinkt er bij Calkoen (69) en Van Kalveen (51) opluchting dat er eindelijk iets gaat gebeuren. “Als rechter merk je dat de keten van de jeugdhulpverlening piept en kraakt”, zegt Van Kalveen. “Dan blijkt er bijvoorbeeld geen gezinsvoogd beschikbaar te zijn, of er is nog steeds geen diagnostisch onderzoek gedaan, of een kind heeft hulp nodig, maar er is een wachtlijst. Wat beslis je dan?”

Als je als rechter oordeelt dat er voor een jaar een gezinsvoogd moet worden aangewezen, en die is pas na acht maanden beschikbaar, dan is dat niet goed voor de geloofwaardigheid van de rechterlijke macht, zegt Calkoen. “Eigenlijk is dat niet goed voor het aanzien van de overheid in z’n geheel.”

Dan het slechte nieuws: het duurt nog wel even voordat er daadwerkelijk een nieuwe wet ligt die de jeugdzorg moet verbeteren.

Komt het voor dat u vindt dat een kind uit huis moet worden geplaatst, maar dat u daar door de problemen bij de jeugdhulp maar van afziet?

Calkoen: “Als er sprake is van acuut gevaar, bijvoorbeeld een baby die ernstig wordt verwaarloosd en met een warm strijkijzer wordt geslagen, dan is er geen twijfel over mogelijk. Dan moet die baby het huis uit. Maar je hebt natuurlijk ook zaken waar er allang bepaalde problemen spelen. Zaken waar misschien een al wat ouder kind bij betrokken is en waarvoor nu geen plaats is. In dat geval kun je als rechter ook op zoek naar alternatieven.”

Van Kalveen: “Al zijn die alternatieven er eigenlijk bijna niet. Tegen de tijd dat een zaak voor de rechter komt, is er al heel veel geprobeerd in het voortraject met vrijwillige hulp. Eigenlijk kunnen wij als rechter niet veel aan de problemen doen. We kunnen er aandacht voor vragen door uitspraken te publiceren.”

Calkoen: “Wij trekken al jaren aan de bel. Toch blijft het een relatief onzichtbaar probleem. Ik heb niet de indruk dat de gemiddelde krantenlezer beseft hoeveel kinderen er in Nederland in een moeilijke situatie leven.”

Hoe komt dat denkt u?

Calkoen: “Ik zie grote verschillen in de maatschappij. Mensen die een redelijk comfortabel leven leiden, en mensen die het moeilijk hebben. Die met allerlei problemen kampen, die de taal niet spreken, voor wie de samenleving erg complex is geworden. Vooral die groep kom je tegen op zittingen die draaien om uithuisplaatsingen of ondertoezichtstellingen.”

Van Kalveen: “Misschien gaat het niet om een groot percentage, maar het gaat wel om duizenden kinderen. De overheid moet de ontwikkeling van die kinderen beschermen. Door dat niet te doen houdt Nederland zich niet aan het International Verdrag voor de Rechten van het Kind.”

Het kabinet kondigde afgelopen vrijdag aan dat het medio 2020 een wetswijziging presenteert die de jeugdzorg moet verbeteren. Dat voorstel moet dan nog door de Tweede Kamer, en door de Eerste Kamer. Verandering gaat dus nog wel even duren. En die tijd is er niet, zegt Calkoen. “Een kind in nood kan daar niet op wachten. Kind zijn duurt maar kort, voor je het weet zijn ze volwassen.”

In hun dagelijkse werk oordelen Calkoen en Van Kalveen over zeer ingrijpende maatregelen die een overheid kan nemen als een kind ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling en ouders daar zelf niet op korte termijn iets aan kunnen veranderen. Het gaat bijvoorbeeld om uithuisplaatsingen als een thuissituatie niet langer houdbaar is.

Juist omdat dat zo diep ingrijpt in het familieleven, is de kwaliteit van de rechtspraak van groot belang, zegt Calkoen. De afgelopen jaren hield zij zich als voorzitter van de Expertgroep Jeugdrechters onder meer bezig met de kennisuitwisseling tussen rechters uit het hele land. Omdat Calkoen vandaag met pensioen gaat – rechters mogen uiterlijk tot hun zeventigste doorwerken – neemt Van Kalveen haar rol over. Calkoen: “De samenleving moet erop kunnen vertrouwen dat jeugdrechters goed zijn opgeleid en de juiste beslissingen nemen. Wij verwachten dat ook van anderen die met kinderen werken.”

De kritiek klinkt weleens dat rechters bij een beslissing over een ondertoezichtstelling of een uithuisplaatsing negen van de tien keer meegaan met het oordeel van jeugdzorg.

Van Kalveen: “Dat is niet vreemd. Niet alle trajecten leiden tot een zitting. Alleen de zaken waar vrijwillige hulp niet werkt of waar ouders medewerking weigeren, komen op zitting. Er is dus van tevoren al een schifting gemaakt.

“Het is belangrijk dat we ouders uitleggen in wat voor wereld ze terecht zijn gekomen. Die wereld is complex. Voordat ze bij ons op zitting komen, hebben ze vaak al te maken gehad met wijkteams, Veilig Thuis, zogenoemde laatste kans projecten, jeugdzorg. Mensen moeten tijdens een zitting de kans krijgen te vertellen wat ze vinden. Ook als dat zaken zijn die er juridisch niet toe doen, maar die voor ouders wel belangrijk zijn. Stel er is een conflict met school, dan verwachten sommige ouders dat wij daar een oordeel over geven. Daar ga wij niet over, maar dat betekent niet dat het conflict niet aan de orde kan komen tijdens een zitting.”

Calkoen: “Vaak heb je te maken met ouders die het probleem niet zien. Die zien het belang van het kind anders dan de omgeving. Het gaat ook niet om waarheidsvinding in dit soort zaken, het gaat om de bedreigingen voor de ontwikkeling van het kind. Stel ouders beschuldigen elkaar over en weer van allerlei zaken, dan kan van dat conflict ook al een dreiging voor het kind uitgaan.”

Maar dan nog moeten feiten toch het uitgangspunt zijn?

Calkoen: “Waarheidsvinding is misschien niet het juiste woord. Waar het om gaat is dat het geen strafrecht is in de zin dat je moet bewijzen wie wat precies heeft gedaan. Veel zaken spelen zich binnenshuis af, daar kom je nooit achter.

“Wat wel belangrijk is, is dat de Raad voor de Kinderbescherming de rapporten goed onderbouwt. Het is voor ons als rechter belangrijk om te weten waar de informatie vandaan komt. En dan nog nemen we niet alles klakkeloos over. Als er serieuze aanwijzingen zijn dat dingen anders liggen en het is relevant, dan besteden wij daar aandacht aan. Daarom is het ook belangrijk dat ouders op zitting komen.”

Van Kalveen: “Het komt nog weleens voor dat feiten en conclusie in de rapporten vanuit jeugdzorg door elkaar lopen. Je ziet de kwaliteit al wel verbeteren, maar het blijft iets waar wij op moeten letten.”

Calkoen: “Voor 1995 was de kinderrechter ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissing. Hij ging bijvoorbeeld op bezoek bij instellingen, voerde gesprekken met de gezinsvoogd, en had een heel kinddossier, waar in een oogwenk duidelijk werd wat er speelde met het kind. Toen groeide het besef dat de rechter ook de taak heeft om kind en ouders tegen de overheid te beschermen. Daarom werd besloten de rolverdeling tussen rechter en de kinderbescherming duidelijker te maken.”

Is dat een goede zaak?

Calkoen: “Ik ben daar blij mee. Voor de rechtsbescherming is dit systeem een stuk beter.”

Van Kalveen: “Het oude systeem past niet meer bij de huidige samenleving. Toen hadden we veel meer een paternalistische houding. Nu is de positie van minderjarigen veel belangrijker. Bij een beslissing betrek je het kind, in plaats van dat je over zijn hoofd beslist. Het Kinderrechtenverdrag dat nu dertig jaar bestaat heeft die positie versterkt. Kinderen boven de twaalf jaar worden altijd door ons uitgenodigd om hun verhaal te vertellen. We gaan met ze in gesprek zonder ouders erbij en zij bepalen wat hun ouders te horen krijgen.”

Kun je van kinderen verwachten dat ze het achterste van hun tong laten zien? Weinig kinderen zullen stelling nemen tegen hun ouders.

Van Kalveen: “Soms willen ze een maatregel die wij opleggen niet, maar snappen ze wel dat het gebeurt. Het gaat erom dat kinderen ervaren dat er naar ze geluisterd wordt.”

Calkoen: “Ik heb kinderen meegemaakt die tijdens het gesprek in tranen uitbarsten, alles vertellen en voordat ze naar buiten gaan bezorgd zijn of het zichtbaar is dat ze gehuild hebben omdat ze niet willen dat hun ouders dat zien. Sommige kinderen kunnen echt heel goed vertellen. Maar natuurlijk hou je er rekening mee dat ze tot op het bot loyaal zijn aan hun ouders.”

Van Kalveen: “Het Kinderrechtenverdrag zegt dat je het kind passend betrekt bij de beslissing. Nu gebeurt dat vanaf twaalf jaar standaard, maar er loopt momenteel een onderzoek of je ook jongere kinderen zou moeten betrekken. En zo ja, wat de leeftijdsgrens dan zou moeten zijn. Niet alleen vanuit een juridisch perspectief, maar ook pedagogisch.”

Calkoen: “Zo’n gesprek moet geen belasting worden voor het kind. Opgroeien is een proces, dat moeten wij niet schaden.”

Jeugdhulpverleners trokken onlangs aan de bel vanwege de agressie waar ze mee te maken hebben. U neemt de beslissing. Krijgt u ook weleens te maken met agressie?

Calkoen: “In het familierecht krijg je meer dan op andere rechtsgebieden te maken met heftige emoties. Je grijpt diep in op iemands leven, zeker als je kinderen uit huis haalt. Vaak zijn mensen erg gekwetst, ze worden in hun ziel geraakt.

“Maar ik denk dat hulpverleners aanzienlijk meer met agressie te maken hebben dan rechters. Een hulpverlener komt echt in het gezin, vaak voor langere tijd. Wij ontmoeten ouders toch meer in een formele setting in de zittingszaal. De boosheid richt zich ook weleens tegen ons. Onze naam staat onder het vonnis. Maar veel wil ik daar niet over kwijt, het is niet fijn om daar aandacht voor te krijgen.”

Lees ook 

Geweld tegen jeugdbeschermers: krijgen zij een koekje van eigen deeg?

Van scheldkanonnades tot geladen pistolen: jeugdbeschermers krijgen nogal wat voor hun kiezen. Hoe is die agressie te verklaren?

De rompslomp in de jeugdzorg moet minder, net als vier jaar geleden

De jeugdzorg gaat opnieuw op de schop. Minister Hugo de Jonge gaat gemeenten dwingen om samen te werken.


Aan mevrouw Van Kalveen per post gestuurd.

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.

In de Trouw van 14 november zegt een kinderrechter: "mensen die het moeilijk hebben. Die met allerlei problemen kampen, die de taal niet spreken, voor wie de samenleving erg complex is geworden. Vooral die groep kom je tegen op zittingen". Dat is het beeld dat geschetst wordt in de stukken die de rechter heeft ontvangen. Iemand die de leiding heeft in een sociale werkplaats wordt dan beschreven als “werkt in een sociale werkplaats." 

Heel veel mensen op de zittingen voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn heel andere mensen dan deze kinderrechter leest, mensen met weinig problemen, die de taal uitstekend spreken, die een academische opleiding hebben.

Ik weet dat doordat ik sinds 1990 secretaris ben van een organisatie van ouders met jeugdzorg. Als ouders in een scheidingssituatie het niet eens worden over hoe het nu verder moet met de kinderen, heet dat vechtscheiding en volgt er een ondertoezichtstelling. Behalve gescheiden ouders zijn er veel andere ouders met wie niets mis is. Soms zijn ze zo dom geweest advies te vragen over een opvoedkwestie maar hebben het advies niet opgevolgd. Soms vinden ze het niet goed dat hun dochter in cafés rondhangt en omgaat met een man van in de dertig. Het kind loopt weg en de instanties zorgen voor een uithuisplaatsing, waarna ze alles kan doen waar het conflict thuis over ging.

De rechters maken zich slachtoffer van artikel 3.3 Jeugdwet: “De raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling zijn verplicht in rapportages of verzoekschriften alle van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.”  Verplicht zijn is niet hetzelfde als doen. Als alle rechters erop staan dat er adequaat feitenonderzoek heeft plaatsgevonden, dat opmerkingen onderbouwd zijn, zal een rechter niet meer in zijn beschikking hoeven schrijven: “Ten slotte dringt het hof er bij de GI op aan om voortaan in aan het hof geschreven stukken feitelijke mededelingen, bij voorbeeld dat de vader bij de raad om een spoeduithuisplaatsing van [minderjarige] heeft verzocht, tevoren te verifiëren. Ter zitting is gebleken dat van een dergelijk verzoek geen sprake is.” (GHSHE: 2019:3819, 17 oktober 2019) Dat zal heel veel geld schelen en verdriet en woede voorkomen.

Truus Barendse, Haarlem


Van: Peter Prinsen
Verzonden: zondag 17 november 2019 23:49
Aan: 'Truus Barendse-Cornelissen'
Onderwerp: Trouw

Truus,

Je reactie op het Trouw-interview met Kalveen c.s. was weldadig ad rem. Helaas las ik op de KOG-site dat Trouw het stuk niet heeft geplaatst – onbegrijpelijk.

Je reactie heeft mij ondertussen aan het denken gezet. Neem nou die man die de leiding heeft in een sociale werkplaats en in het rapport wordt beschreven als “werkt in een sociale werkplaats”. Hoe bereiken wij nou dat aan dit soort valse suggesties paal en perk wordt gesteld? Je schreef: “Als alle rechters erop staan dat er adequaat feitenonderzoek heeft plaatsgevonden”.

Maar:

  1. Rechters denken: “Vervanging van ‘werkt in’ door ‘geeft leiding aan’ maakt de gestelde ernstige bedreiging nog niet onwaar”.
  2. Daarbij komt dat de wet zelf in “ernstig bedreigd in zijn ontwikkeling” niet vraagt om een feit, maar om een mening (een beoordeling waar niets tegen in te brengen is: een vage norm).
  3. Wat is adequaat (een subjectief begrip) feitenonderzoek?. Of in termen van normen: nog een vage norm erbij. En zelfs àls het feitenonderzoek “adequaat” is uitgevoerd, dan stuit je nog op punt 2: wanneer is het kind “ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd?”

Of vader nu directeur van de sociale werkplaats was of met handwerk zich nuttig maakte, wat doet dat er toe? Is dat laatste een reden om zijn kind “ernstig bedreigd in zijn ontwikkeling” te achten? Mijn conclusie is, dat we onze pijlen moeten richten op de vage rechtsnormen (let wel: gecodificeerde normen, in black letter law). We moeten voorkomen dat we alleen maar als een vis blijven spartelen aan de haak van de jeugdbeschermers. Natuurlijk moeten we ook op de bestaande thema’s blijven acteren, maar dan zou ik het liever ‘adequaat rapporteren’ willen noemen in plaats van adequaat feitenonderzoek. Voor het vage normen-front verwijs ik graag naar www.advocatencomite.nl/rechtsbescherming.pdf

Groet - Peter