Vertrouwelijk

Verzoekschrift opvragen volledig dossier

ex art 35 en 36 WBP en verzoeken ex AWB

Aan: XXXXXXXXXXXXXXXXX

XXXXXXXXXXX

XXXXXXXXXXXXX

Dossiernaam: XXXXXXX

Woonplaats, datum

Geachte heer/ mevrouw XX,

Ik verzoek u dringend per omgaande over te gaan tot verstrekking van het originele medische dossier op grond van art 35 en 36 WBP van minderjarige (Naam) inclusief alle werkaantekeningen, notities, overlegnotities, MDO verslagen, röntgenfoto’s en onderzoeken gedaan door u en anderen welke zijn opgenomen in het dossier van mijn zoon / dochter.

Op X heeft de Raad van Bestuur in naam van Dhr. X een brief opgesteld waarin mij de aanwezigheid van onbevoegde derden toe te laten tijdens het consult van mijn minderjarige zoon/dochter werd opgelegd. Hierop zijn diverse briefwisselingen geweest daterend op X, X en X jongstleden waarin ik als gezaghebbende ouder aangeef dat u als arts en het ziekenhuis diverse wetten overtreedt indien u blijft bij uw ongefundeerde stelling en dat ik niet accoord ga met aanwezigheid van derden en het verstrekken van informatie welke niet onder de ondertoezichtstelling valt.

Op XXXXXX heeft u tenslotte meegewerkt aan XXXXXXXX zonder aanwezigheid of toestemming van de gezaghebbende ouder. Dit is u zeer kwalijk te nemen en zelfs tuchtrechtelijk verwijtbaar te stellen.

U heeft aangegeven dat u bekend bent met de wetgeving echter, is gebleken dat u derhalve of niet op de hoogte bent van de wetgeving of dat u deze moedwillig overtreedt. Dit laatste is een zeer ernstige en schadelijke situatie. Ter verduidelijking van de wetgeving sluit ik een begrippenlijst bij van de artikelen die ik in deze brief aanhaal.

Op basis van artikel 8 lid f van de wet bescherming persoonsgegevens (zie verklarende lijst) worden de fundamentele rechten van mijn zoon geschonden door zonder toestemming van mij deze te willen delen aan onbevoegden.

Ik verzoek u tevens duidelijk en overtuigend te vermelden welke gegevens u met wie en zonder mijn toestemming wanneer en hoe heeft gedeeld. Dit ontvang ik graag in een aparte bijlage.

Op grond van artikel 1.247 lid 1 en 2 van het Burgerlijk wetboek en het IVRK artikel 24, (medisch voor onderwijs is dat ivrk art 28 en dan 1.247 weglaten) is het mijn plicht om zorg te dragen voor de juiste medische / onderwijs zorg aangaande mijn wettige zoon / dochter. Het is uw plicht om mij hiervan volledig in kennis te stellen. Echter, doordat u zeer belemmerd heeft gehandeld door mijn zoon medisch te onderzoeken zonder mijn aanwezigheid heeft u mij als ouder mijn plicht in deze ontnomen.

Vervolgens beweert u dat u zonder mijn expliciete toestemming (eerder mijn verbod hierop) gerechtigd bent om informatie met derden te mogen delen.

Onder een ondertoezichtstelling van een minderjarige waarbij de ouder gezag dragend is dient u te alle tijden toestemming te hebben van deze ouder. Een gezinsvoogd kan eventueel informatie opvragen maar dit is aan regels gebonden.

De vraagstelling dient schriftelijk en onderbouwd te gebeuren en een voorwaarde te zijn van de door de rechtbank opgelegde ondertoezichtstelling. Voorts dient de gezinsvoogd deze beschikking mee te sturen als zijnde wettelijke onderbouwing en te refereren aan het opgestelde plan van aanpak naar aanleiding van de beschikking en deze dient door zowel de Gecertificeerde Instelling (G.I) alsmede door de gezaghebbende ouder te zijn ondertekend. Kan de G.I. deze niet overleggen bij het schriftelijke verzoek tot informatieverstrekking dan mag u zonder expliciete toestemming geen informatie verstrekken, ook niet aan het pleeggezin. Dit staat omschreven in de jeugdwet artikel 4.1.1, 4.1.3 en artikel 7.3.11 lid 4.

Op grond van de WGBO wil ik u vragen op welke grond u van mening was en dit ook ten uitvoer heeft gebracht dat u zonder mijn toestemming of aanwezigheid een volledig medisch onderzoek heb mogen verrichten bij XXXXXX? (inzake medisch dan wgbo aanhalen)

Vragen in het kader van afdeling 3.2 Awb, zorgvuldigheid en belangenafweging, zijnde vergaring van nodige kennis omtrent relevante feiten en de af te wegen belangen:

  • Heeft de u getoetst op aanwezige opleiding dan wel deskundigheid van de gezinsvoogd (bijvoorbeeld XXXXXXXXX)
  • Welke expertise bezitten de pleegouders en de gezinsvoogd naar uw mening over XXXX zijn welzijn om een juiste weergave van feiten te overleggen?
  • Uit welke féiten is u gebleken dat ik daadwerkelijk niet in staat ben om voor XXXXXX op een goede manier te zorgen? En deze zorg over te laten aan derden?
  • Is dit enkel gebaseerd op wat de G.I. of de pleegouder hierover gesteld hebben? Hoe hebt u dit dan gecontroleerd? Hebt u dit op enige manier gecontroleerd of dit enkel aangenomen op basis van wat de gezinsvoogd dan wel pleegouder        hierover gesteld heeft?
  • Hebt u onderzoek verricht naar een mogelijke belangverstrengeling bij deze personen om mij op een bepaalde manier te typeren, die hen dan vervolgens vrij zou kunnen spreken van hun eigen ondeskundig en onzorgvuldig handelen naar XXXX en mij toe? Zo niet, op welke gronden niet?
  • Hebt u sowieso gekeken naar een mogelijke belangenverstrengeling bij de GI en het pleeggezin om deze OTS/UHP in stand te houden omdat zij geldelijk profiteren van een OTS/UHP van XXXXX? 

Vragen in het kader van afdeling 3.4 Awb, proportionaliteit en subsidiariteit:

1a. Bent u bekend met de gevolgen van een UHP voor een kind en welke gevolgen deze heeft op zijn gedrag en hoe hebt u deze informatie meegenomen in uw oordeel over het gedrag van XXXXX en zijn huidige toestand?
1b. Bent u bekend met het onderzoek van Prof, dr. Med Ursula Gresser over het schadelijke gevolg van een UHP en hoe zich dit uit in gedrag ook bij kinderen?
1c. Zo nee, bent u bereid om deze informatie mee te nemen?

2a. Bent u op de hoogte dat u mij in de zorg en verantwoording over XXXXX volledig buitensluit?
2b. Zo ja, wat is dan hiervoor uw gemotiveerde reden?
2c. Zo nee, bent u bereid om uw handelswijze hierin aan te passen?

Verzoek op basis van afdeling 3.7 Awb: motivering

Verzoeken mij aan te geven wat in het dossier van XXXXX een mening is van geraadpleegde dan wel wat door u feitelijk is vastgesteld hetzij door eigen observatie, hetzij door bewijzen met handtekening email, brieven etc. (niet zijnde getuigenverklaringen).

Ik behoud mij vooralsnog voornemens te zijn om een klachtenprocedure op te starten

Ik vind het zeer vervelend te constateren dat u persoonlijk zijnde niet in het belang van mijn zoon/dochter handelt waardoor mijn vertrouwen in u ernstig is beschaamd.

Nogmaals benadruk ik, ondanks mijn eerder ongeveer pogingen, dat ik geen toestemming verleen tot delen van informatie aangaande (het dossier over) XXXXX indien het verzoek hiertoe vanuit de Gecertificeerde Instelling niet voldoet aan het refereren aan de voorwaarden van de ondertoezichtstelling uit de beschikking en het geldende en getekende Plan van Aanpak.

Ik verzoek u mij per omgaande, doch uiterlijk binnen 5 werkdagen, uw reactie kenbaar te maken.

Tenslotte wil ik u erop wijzen dat dit een verzoek is zoals genoemd in de wet dwangsom en beroep en dat ik in voorkomend geval aanspraak zal maken op de daarin genoemde dwangsommen.

Hoogachtend,

XXXXXX

XXXXXXX

XXXXXXX

Volledig gezaghebbend ouder van XXXXXXX


Bijlage: Begrippenlijst wettelijke bepalingen

Begrippenlijst wettelijke bepalingen:

Wet Bescherming Persoonsgegevens

Artikel 35:

  1. De betrokkene heeft het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt..
  2. Indien zodanige gegevens worden verwerkt, bevat de mededeling een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.
  3. Voordat een verantwoordelijke een mededeling doet als bedoeld in het eerste lid, waartegen een derde naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt hij die derde in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien de mededeling gegevens bevat die hem betreffen, tenzij dit onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost.
  4. Desgevraagd doet de verantwoordelijke mededelingen omtrent de logica die ten grondslag ligt aan de geautomatiseerde verwerking van hem betreffende gegevens.

Wet Bescherming Persoonsgegevens

Artikel 36:

  1. Degene aan wie overeenkomstig artikel 35 kennis is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, kan de verantwoordelijke verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen, of af te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
  2. De verantwoordelijke bericht de verzoeker binnen vier weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk of dan wel in hoeverre hij daaraan voldoet. Een weigering is met redenen omkleed.
  3. De verantwoordelijke draagt zorg dat een beslissing tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd.
  4. Indien de persoonsgegevens zijn vastgelegd op een gegevensdrager waarin geen wijzigingen kunnen worden aangebracht, dan treft hij de voorzieningen die nodig zijn om de gebruiker van de gegevens te informeren over de onmogelijkheid van verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming ondanks het feit dat er grond is voor aanpassing van de gegevens op grond van dit artikel.

5.Het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid is niet van toepassing op bij de wet ingestelde openbare registers, indien in die wet een bijzondere procedure voor de verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van gegevens is opgenomen.

Wet Bescherming Persoonsgegevens

Artikel 8:

Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien:

  1. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert.

Burgerlijk Wetboek

Artikel 247 lid 1 en 2:

  1. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.
  2. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.

I.V.R.K : Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind

Artikel 24: Gezondheid en gezondheidszorg

1: De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid en op voorzieningen voor de behandeling van ziekte en het herstel van de gezondheid. De Staten die partij zijn, streven ernaar te waarborgen dat geen enkel kind zijn of haar recht op toegang tot deze voorzieningen voor gezondheidszorg wordt onthouden.

2: b. om de verlening van de nodige medische hulp en gezondheidszorg aan alle kinderen te waarborgen, met nadruk op de ontwikkeling van de eerste-lijnsgezondheidszorg;
c. om ziekte, ondervoeding en slechte voeding te bestrijden, mede binnen het kader van de eerste-lijnsgezondheidszorg, door onder andere het toepassen van gemakkelijk beschikbare technologie en door het voorzien in voedsel met voldoende voedingswaarde en zuiver drinkwater, de gevaren en risico’s van milieuverontreiniging in aanmerking nemend;
f. om preventieve gezondheidszorg, begeleiding voor ouders, en voorzieningen voor en voorlichting over gezinsplanning te ontwikkelen.

Artikel 28: Onderwijs

  1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op onderwijs, en teneinde dit recht geleidelijk en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, verbinden zij zich er met name toe:
  2. primair onderwijs verplicht te stellen en voor iedereen gratis beschikbaar te stellen;
    b. de ontwikkeling van verschillende vormen van voortgezet onderwijs aan te moedigen, met inbegrip van algemeen onderwijs en beroepsonderwijs, deze vormen voor ieder kind beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken, en passende maatregelen te nemen zoals de invoering van gratis onderwijs en het bieden van financiële bijstand indien noodzakelijk;
    c. met behulp van alle passende middelen hoger onderwijs toegankelijk te maken voor een ieder naar gelang zijn capaciteiten;
    d. informatie over en begeleiding bij onderwijs- en beroepskeuze voor alle kinderen beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken;
    e. maatregelen te nemen om regelmatig schoolbezoek te bevorderen en het aantal kinderen dat de school vroegtijdig verlaat, te verminderen.
  3. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te verzekeren dat de wijze van handhaving van de discipline op scholen verenigbaar is met de menselijke waardigheid van het kind en in overeenstemming is met dit Verdrag.
  4. De Staten die partij zijn, bevorderen en stimuleren internationale samenwerking in aangelegenheden die verband houden met onderwijs, met name teneinde bij te dragen tot de uitbanning van onwetendheid en analfabetisme in de gehele wereld, en de toegankelijkheid van wetenschappelijke en technische kennis en moderne onderwijsmethoden te vergroten. In dit opzicht wordt met name rekening gehouden met de behoeften van de ontwikkelingslanden.

Jeugdwet:

Artikel 4.1.1

  1. De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling verlenen verantwoorde hulp, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder.
  2. De hulpverlener neemt bij zijn werkzaamheden de zorg van een goede hulpverlener in acht en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor die hulpverlener geldende professionele standaard

Jeugdwet:

Artikel 4.1.3

1.In dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder plan: hulpverleningsplan of plan van aanpak.

2.Indien afgezien wordt van het opstellen van een familiegroepsplan omvat het uitvoeren van artikel 4.1.1 het werken op basis van een plan waarover is overlegd met de jeugdige en de ouders en dat is afgestemd op de behoeften van de jeugdige.

  1. Het plan wordt vastgesteld uiterlijk binnen zes weken nadat is komen vast te staan dat afgezien wordt van het opstellen van een familiegroepsplan.

Jeugdwet:

Artikel 7.3.11

  1. Derden die beroepshalve beschikken over inlichtingen inzake feiten en omstandigheden die de persoon van een onder toezicht gestelde minderjarige, diens verzorging en opvoeding of de persoon van een ouder of voogd betreffen, welke inlichtingen noodzakelijk kunnen worden geacht voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling, verstrekken de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert, deze inlichtingen desgevraagd of uit eigen beweging, zonder toestemming van de betrokkenen en indien nodig met doorbreking van de plicht tot geheimhouding op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van hun ambt of beroep.

Rechten van de patiënt (WGBO)

De relatie tussen een patiënt en een arts of andere hulpverlener hoort gebaseerd te zijn op wederzijds vertrouwen. Meestal is dat ook zo. Tegelijk wordt deze relatie geregeld door een aantal wettelijke bepalingen. Dat gebeurt in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst, kortweg aangeduid als de WGBO. Deze wet heeft niet alleen betrekking op volwassenen. Er zijn ook de rechten in vastgelegd van het kind als patiënt.

Toestemming geven
De WGBO schrijft voor dat een medisch onderzoek en een medische behandeling alleen mogen worden uitgevoerd als de patiënt daar toestemming voor heeft gegeven. Een patiënt kan moeilijk beslissen of hij al dan niet toestemming voor een onderzoek of behandeling zal geven als hij niet weet waar het om gaat. Om die reden legt de wet de behandelaar de verplichting op ervoor te zorgen, dat de patiënt alle informatie krijgt die hij nodig heeft om een beslissing te kunnen nemen.

Het geven van toestemming op basis van geinformeerd zijn wordt vaak aangeduid met de Engelse term ‘informed consent’.

Algemene Wet Bestuursrecht:

Artikel 3.2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Algemene Wet Bestuursrecht:

Artikel 3.4

  1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
  2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Algemene Wet Bestuursrecht:

Artikel 3.7

  1. Het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, stelt aan de adviseur, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.
  2. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing.