Klassenjustitie, wat doen we er aan?

Ferd Grapperhaus en Sander Dekker, ministers van Justitie.

Door PAUL RUIJS 
2 mei 2020 | Geplaatst in RECHT

Minister Dekker heeft het WODC opdracht gegeven een onderzoek te doen naar klassenjustitie in Nederland. Wat bezielt hem? Wil hij soms ‘wetenschappelijk’ bewijzen dat er alleen in Nederland geen klassenjustitie voorkomt of gaat hij het juist afschaffen en zoekt ie een stok om rechters te slaan?

Klassenjustitie is immers gewoon een andere naam voor vooringenomen, partijdige en oneerlijke rechtspraak, waarbij om velerlei redenen ‘ons soort mensen’ een fors streep(je) voor hebben boven anderen. Zoals miljonair Eddy de Kroes die vanwege zijn goede contacten zelfs na een onherroepelijke veroordeling door de Hoge Raad zijn straf van de toenmalige OM-top onder leiding van minister Ernst Hirsch Ballin (CDA) niet hoefde uit te zitten.

Klassenjustitie is bovendien van alle tijden en plaatsen. Dus  waarom stort Dekker zich nu in dit wespennest als ie ieder uur van de dag moet verklaren dat onze rechtspraak qua integriteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid tot de top van de wereld hoort? Waarom moet het WODC op zoek naar casuïstiek die het tegendeel aantoont?

Hoe onafhankelijk is het WODC?

Mijn boek uit 2002 ‘Wij zien u wel in de rechtszaal’ had als ondertitel ‘Klassenjustitie in Nederland?’ en in dat kader struikelde ook oud-rechtbank president B.J. Asscher over het onderwerp. Eerst gaf hij in een brief toe: ‘Tenslotte ben ook ik van mening dat er klassenjustitie voorkomt in Nederland’ om een jaar later in 1996 in het openbaar in zijn bundel ‘rechters vragen niet om eerbied’ te melden: ‘Ik ken geen enkel voorbeeld  van een rechter die zich aan klassenjustitie heeft bezondigd’.

Het laat zich raden in wat voor spagaat het ‘onafhankelijke’ WODC wordt gemanoeuvreerd dat weliswaar voor de vorm op afstand werd geplaatst van het ministerie maar natuurlijk geen enkele garantie biedt dat de ambtenaren van de minister dit keer niet zullen meelezen, -denken, strepen en herformuleren

Mét en zonder aanziens des persoon

Discussies over klassenjustitie gaan meestal over het strafrecht, maar het probleem komt in feite in alle sectoren, plaatsen en geledingen voor. Vooral  het grotendeels aan het zicht onttrokken civiele recht leent zich prima voor partijdige rechtspraak vanwege de beïnvloeding vanuit netwerken, bijbanen en dure advocaten.

Officieel kan en mag klassenjustitie niet bestaan. Daar zou de minister immers tegen moeten optreden en misschien wel officieren van justitie, rechters en bestuurders van de Raad van de Rechtspraak moeten corrigeren, schorsen of laten ontslaan. En net als zijn voorgangers kan, wil, mag en durft ook het duo Grapperhaus/Dekker dat niet, bang voor wat er uit zo’n beerput allemaal nog meer naar boven komt.

Liegende rechters en getraumatiseerde politieagenten

Zo bepaalde niet de minister, maar bepalen de liegende rechter Westenberg en zijn amices wie er de baas is. De minister moest niet zeuren maar gewoon de enorme proceskosten en 1,4 miljoen schadevergoeding van 15 jaar liegen, chicaneren en bedriegen betalen. Hij probeerde er nog een draai aan te geven dat hij als ‘goed werkgever’ vanwege gedane toezeggingen geen keus had!

In schril contrast waarmee bij dezelfde werkgever bekend werd dat in elkaar gebeukte, getraumatiseerde arbeidsongeschikte politieagenten met PTSS-symptomen eindeloos moesten knokken voor een schijntje van een schadevergoeding. Het WODC onderzoek beperkt zich dan ook veilig tot de vraag ‘…hoe het begrip klassenjustitie kan worden gedefinieerd en afgebakend en of en in welke mate dit fenomeen zich in de Nederlandse strafrechtketen voordoet. En zo ja, wat mogelijke oorzaken en verklaringen daarvoor zijn’.

Wie zit daarop nu te wachten, zonder antwoord op de belangrijkste vraag: ‘En zo ja… wat gaat de minister daar dan aan doen?’ De gewone krantenlezer weet zonder onderzoek allang dat justitie niet zonder maar ook mét aanziens des persoons beslist en handelt. Maar met goed gekozen woorden kunnen alle vooringenomen, partijdige en oneerlijke uitspraken of beslissingen weggedefinieerd worden en kan ter verklaring van slecht gemotiveerde en onbegrijpelijke uitspraken, altijd weer de werkdruk, de stress, de onderbezetting, de tunnelvisie, het geldtekort en de gebrekkige communicatie als excuus aangevoerd worden. Want in Nederland is de integriteit van rechters nooit het probleem.

Oorzaken en verklaring

De verklaring voor klassenjustitie binnen het (straf)recht is ook niet zo moeilijk. Immers, bepaalde personen en organisaties lopen een enorm afbreukrisico bij een aangifte, gevolgd door een openbare  procedure en een veroordeling. Het verlies aan reputatie, gezag, prestige en goodwill kan economisch zelfs desastreus zijn. Dat risico moet hoe dan ook voorkomen worden en dan  helpt het als je geïnvesteerd hebt in justitieambtenaren en bijvoorbeeld een belangrijke rechter in je RvC of RvT  hebt.

Zoals de Consumentenbond, de ANWB en TNO  uiteindelijk om die reden niet veroordeeld werden voor hun gesjoemel en gefraudeer met vervalste onderzoeksrapporten. In de publiciteit namen ze daar al een voorschot op met: ‘de Consumentenbond verliest nooit processen’ en ‘Twee rechtszaakjes? Daar ligt TNO niet wakker van’. Omdat justitie ook moet laten zien dat ze heus wel zonder aanziens des persoons optreden wordt er af en toe een ontspoorde of graaiende wethouder, gedeputeerde of lagere ambtenaar opgeofferd. Maar de bottom line is, dat een teveel declarerende politieagent wél, maar een veel te veel declarerende en belasting ontduikende rechter in Nederland niets heeft te vrezen.

Aangifte niet welkom

Het recht in eigen hand nemen mag en moet niet. Dus is aangifte doen de aangewezen weg. Maar dat betekent allerminst dat alle aangiftes welkom zijn. En niet alleen vanwege de aantallen. Want zoals een klokkenluider meer te vrezen heeft dan degenen die de misstand toedekken, zo hoeft ook het slachtoffer van een (ernstig) misdrijf niet altijd op steun en applaus te rekenen.

Integendeel, afgezien van regelrechte intimidate wordt aangifte afgeraden, moeilijk gemaakt of ronduit tegengewerkt ook en vooral door justitie als de dader alom gerespecteerd en dus extra kwetsbaar is.  Aangiften gewoon laten liggen of wegens gebrek aan bewijs seponeren is het simpelst en meest voorkomend. Nogal frustrerend als je zelf het adres hebt achterhaald waar je gestolen fiets, winterbanden of telefoon zich bevinden.

Maar het wordt pas echt kwalijk als justitie afziet van vervolging uit vrees dat de  dader in een openbare zitting namen gaat noemen van ‘ons soort mensen’. Bas Haan van Nieuwsuur mag best een boekje schrijven en uitleggen dat justitie in de Deventer moordzaak met Ernest Louwes echt de juiste dader had te pakken. Maar dankzij Geert Jan Knoop en diens herzieningsverzoek brokkelt het fundament onder dat verhaal steeds verder af en wordt de aanwijzing steeds sterker dat Justitie met de echte dader in zijn maag zat, die liet gaan en op schandalige wijze de onschuldige Louwes naar voren schoof en veroordeelde.

De staat van dienst van justitie is niet geweldig en het zou niet de eerste keer zijn dat een onschuldige veroordeeld werd. Een zweem die ook altijd zal blijven hangen rond de moord op Marianne Vaatstra.

Kennelijk ongegronde klachten

Klagen na  een sepotbeslissing vanwege het ernstig aangetaste rechtsgevoel van de burger is mogelijk. Bij het gerechtshof, op basis van art 12 Sv, maar wel achter gesloten deuren! Daar kan en mag het slachtoffer na een moeizame langdurige maar verder zinloze procedure zijn of haar  frustraties nog een keer kwijt en stoom afblazen. Daarna wordt de klacht in vrijwel alle gevallen afgewezen.

Alleen bij Geert Wilders vonden de politiek gekleurde raadsheren destijds dat het sepot onterecht was geweest. Het OM leerde snel; bij de tweede zaak-Wilders lagen de aangifteformulieren zelfs al klaar.   Opmerkelijk is in dit verband artikel 12c van het Wetboek van Strafvordering dat luidt: ‘Is de klager kennelijk niet-ontvankelijk of het beklag kennelijk ongegrond, dan kan het gerechtshof zonder nader onderzoek de klager niet ontvankelijk of het beklag ongegrond verklaren’.

Deze diskwalificatie van de klager en zijn klacht is logisch wanneer reeds bij aangifte zonneklaar is dat het om een bespottelijke, verzonnen zaak gaat. Zoals iemand die klaagt over het ontbrekende zeezicht in zijn hotel in Madrid. Die hoef je niet al te serieus te nemen. Deze diskwalificatie wordt dan ook niet vaak gebruikt maar is zeker niet bedoeld om perverse schandalen in de doofpot te stoppen waar ‘ons soort mensen’ bij betrokken zijn. De gedachte dat dergelijk gedrag in bepaalde kringen niet voorkomt en daarom niet eens onderzocht hoeft te worden getuigt al van klassenjustitie of op zijn minst van kwalijke wereldvreemdheid.

De zaak-Lisa

In 2018 en 2019 brengt het gerenommeerde VPRO-onderzoeksprogramma ARGOS onvoorstelbare, schokkende en weerzinwekkende Dutroux-achtige details naar buiten van seksueel misbruik van het minderjarige meisje Lisa. Ze noemt haar vader en  hooggeplaatste personen als daders.

In die uitzendingen kwam aangetroffen porno, zwangerschap, een geboorte, ontvoering, moord en tot in detail de gruwelijke ontdekking van de stoffelijke resten van een babylijkje in het Nieuwe Scheveningse Bos langs. Vele deskundigen komen aan het woord alsmede de uitvoerig beschreven  rechtsgang nadat Marlies, de moeder van Lisa, aangifte had gedaan.

Erg opvallend was de oorverdovende stilte in de dagen na de reportage, want ondanks de uitstekende onderzoeksreputatie van ARGOS gaf alleen RTL Boulevard aan Marlies een podium. Op rustige, stellige en overtuigende wijze ten overstaan van verbijsterde presentatoren lichtte ze haar verhaal toe. Van de landelijke dagbladen berichtte alleen het Algemeen Dagblad (16/2/2019) hierover mét de zware kritiek van hoogleraar Theo de Roos, oud-raadsheer op de rechterlijke afdoening.

De reactie van het OM op de aangifte van Marlies was namelijk voorspelbaar geweest. Het OM seponeerde en vond het gruwelijke verhaal niet overtuigend genoeg en bewijsbaar. Marlies zou het hebben verzonnen uit rancune jegens haar ex en met haar waandenkbeelden ook haar dochter hebben geïnfecteerd.

Met de klacht tegen dat sepot kwam raadsheer Jan Wolter Wabeke in beeld, bevriend met één van de verdachten. Wabeke verschoonde zich niet en misbruikte art 12c Sv. Hij verklaarde al vóórdat het klaagschrift van de advocaat van Marlies was ingediend, de klacht ‘kennelijk ongegrond’ en voorkwam daarmee een zitting.

Zelfs achter gesloten deuren mochten de verklaringen van het slachtoffer, de namen van de verdachten, de gynaecologen en traumapsychologe niet gehoord en vastgelegd worden. Zo bleven ook de verklaringen van gynaecologen onbesproken die met 100% zekerheid hadden vastgesteld dat Lisa langs natuurlijke weg een kind ter wereld had gebracht.

Met één waandenkbeeld minder had Marlies aan Wabeke duidelijk kunnen maken dat het OM de deksel nogal voorbarig op de doofpot had gedaan. Ze maakte met haar dochter bij Wabeke echter geen schijn van kans.

Doofpot art 12c Sv afschaffen

Art 12c Sv heeft nauwelijks praktische betekenis maar kan in de verkeerde handen misbruikt worden als een noodstop om bepaalde justitiabelen strafrechtelijke te vrijwaren. Deze heimelijke aan alle controle onttrokken rechtsgang kan zich morgen weer voordoen. Het toeval – of niet – wil dat medewetgever Michiel van Nispen, Tweede Kamerlid van de SP, destijds van minister Dekker niet alleen zijn gevraagde onderzoek naar klassenjustitie kreeg maar hem ook aansprak op de Lisa-zaak.

Omdat het WODC nu echt onafhankelijk is en op de hoogte is van de Lisa zaak en de werking van art 12c Sv kent, is het wachten nu op hun eindrapport. Naar alle verwachting zal daar wel een vraagje over te stellen zijn.

Nederland is natuurlijk niet het enige land dat worstelt met integere rechtsspraak maar wel een land dat daar heel krampachtig mee omgaat. Dat komt dan weer omdat Nederland een klein land is waar ons soort mensen elkaar kent, regelmatig tegenkomt en ontziet. Dan maak je elkaar het leven niet onnodig lastig. Dat is bijvoorbeeld minder het geval in een groot land als de Verenigde Staten, waar ook klassenjustitie bestaat maar waar ze ook liedjes maken over verkeerde rechters. En niet eens zulke slechte.

Paul Ruijs (1948) deed doctoraal rechten, was werkzaam in de reiswereld, was HBO-docent en hield zich bezig met juridisch advies/onderzoek. Publicaties: Integriteit Rechterlijke Macht (1996), Wij zien u wel in de rechtszaal (2002), Medische missers, juridisch gesjoemel (2007).