De diagnose ouderverstoting stellen


In 1985 omschreef  Prof. Richard  Gardner een  ‘nieuw syndroom’  dat  hij het  Parental  Alienation Syndrome  noemde (PAS), in het Nederlands het ouderverstotingssyndroom.

Helaas was deze psychiater  geen expert in het stellen van diagnoses, en wist hij de symptomen die hij ontdekt  had en zichtbaar werden  bij kinderen na een scheiding, niet te herleiden tot al bestaande aandoeningen binnen de psychologie.

Echter, Dr. Childress, een praktiserend klinisch psycholoog  in  de V.S., heeft via AB-PA (Attachment  Based  –  Parental Alienation) weten aan te  tonen dat er geen sprake is van een nieuw syndroom, maar van een al bestaand fenomeen: pathogeen ouderschap (ziekelijk ouderschap).  Pathogeen ouderschap is de combinatie van meerdere bestaande psychische aandoeningen en toont aan dat deze groep kinderen duidelijke gedragskenmerken vertonen.             

De mens bezit van nature een hechtingssysteem wat functioneert als een doelmatig motivatiesysteem. Dat wil zeggen   dat dit systeem zich voortdurend aanpast met het doel om een liefdevolle relatie te verkrijgen en te behouden tussen ouder en kind.      

Pathogeen ouderschap daarentegen, houdt in dat een kind deze relatie met een ouder juist afwijst. Dit is een ziekte gerelateerd het hechtingssysteem, die men ook wel         ‘verwrongen verdriet’  noemt.   De ouder die niet in staat is het verdriet en verlies rondom de  scheiding op een gezonde manier te verwerken (de zieke ouder) vormt na de        scheiding een coalitie   (trans generationeel verbond) met het kind tegen de andere ouder.   

Dit pathogeen ouderschap bevat dat de volgende kenmerken:        

  • Ontwikkelingspathologie, waarbij onderdrukking van het hechtingssyteem plaatsvindt;          
  • Persoonlijkheidspathologie, waarbij er specifieke narcistische persoonlijkheidskenmerken worden waargenomen;   
  • Psychische waanvoorstellen  pathologie; waarbij er  een  diepgeworteld geloof bestaat dat  het  kind ‘slachtoffer’ is;           

Aangezien het hechtingssysteem van nature een doelgericht motivatie systeem is, bestaan er slechts 4 redenen die kunnen leiden tot  motivatie van het kind om de hechting te verbreken: 

  1. Incest > ouder wordt roofdier;
  2. Chronisch en extreem ouderlijk geweld > ouder wordt het roofdier;
  3. Verwaarlozing > kan soms leiden tot het uitzetten van het          hechtingsyssteem, echter, vaak neemt het kind de ouderlijke rol  op   zich  (parentificatie); 

Pathogeen ouderschap

Het rolpatroon  wordt als het ware omgedraaid, het kind dient een ouder als het ware extern  op orde  te  houden. Het kind wijst de andere ouder vervolgens doelgericht af. De oppervlakkige onderdrukking van het hechtingssysteem komt voort uit verstoort ouderschap Bij  punten 1  t/m 3 spreken we van  oudervervreemding,  het kind heeft een gegronde reden om het contact met een ouder te verbreken.   Bij punt 4 spreekt men van pathogeen  ouderschap -> ouderverstoting.

Als een kind de gedragskenmerken uit de figuur vertoont zijn er een aantal meetbare indicatoren:

Indicator 1: is de verstoten ouder een normaal functionerende ouder? Wat verstaan we hieronder? Emotionele gezondheid kan worden gedefinieerd als ‘het vermogen om zaken in perspectief, in proporties te zien’. Het vermogen om aan te voelen wat wel en niet redelijk en billijk is, bijv. snappen dat je een kind niet langdurig en structureel kunt laten lijden onder je veranderde gevoelens richting je voormalige partner. Of het vermogen te beoordelen wanneer je in actie dient te komen jegens onrecht dat onder je neus plaatsvindt.

Indicator  2: Om het antwoord te verfijnen dat het  gaat  om een  niet-authentiek ouder- kind conflict (4)  zien we dus dat het kind de volgende gedragssymptomen vertoont. Allen meoeten aanwezig zijn in het kind (sub A of  sub B) om het fundament van Pathogeen Ouderschap te bevestigen; 

Sub A:

A. Afwezigheid empathie: De afwezigheid van empathie is een van de meest verontrustende indicatoren. Deze is slechts in 3 aandoeningen terug te vinden. Empathie is terug te vinden in de breincellen genoemd; spiegel neuronen. Dit psychologische connectie systeem geeft ons het vermogen ons in te leven in anderen. Afwezigheid van  empathie stelt ons in staat anderen kwaad te berokkenen.       

Het kind heeft een verminderd vermogen tot empathie voor de verstoten ouder - staat niet stil  bij  de  gevolgen  voor de andere ouder of  familie -  voelt geen emotie voor de  andere ouder - toont geen emotie bij verdriet andere ouder of familie.  

  • DSM 5: Narcistische persoonlijkheidsstoornis criteria 7   

A. Hooghartige houding: Kind  vertoont een attitude  van trotse arrogantie en  minachting  voor de doelgerichte ouder.                  

Het kind toont een  hooghartig arrogante houding tegen over de verstoten ouder; noemt de ouder bij zijn naam; weet het beter; geen ‘discussie’  mogelijk.

  • DSM 5: Narcistische persoonlijkheidsstoornis criteria 9

C. Psychologische  proces splitsing: Psychologisch proces van splitsing. Afwijkende betekenis en houding richting ouders; 1 is favoriet en helemaal goed, 2 word afgewezen en is  helemaal fout. Zwart / wit        denken.                

Splitsing -  bij mama  is  alles  goed. Bij pappa is alles fout. - pappa kookt altijd  vies. Bij mamma eten we altijd lekker - de weekenden bij mamma zijn altijd saai bij pappa doen we altijd leuke dingen in het weekend.   

  • DSM 5 Borderline persoonlijkheidsstoornis criteria 2

D. Grootsheid: Kind vertoont een zelfbeeld van grootsheid betreft het misplaatste bezetten van een verhoogde status binnen de familie hiërarchie. Voelt zich gemachtigd een ouder te bekritiseren als  ouder en als persoon.              

Spreekt  bijvoorbeeld vrijuit betreft lichamelijke en geestelijke mishandeling; zegt:‘Ik kom toch niet” of - wenst rust of, “laat me met rust’.     

  • DSM 5  Narcistische persoonlijkheidsstoornis criteria  5

E. Recht hebben op: Het  kind  laat een extreme vorm van ‘recht  hebben  op’ zien. Wordt er  niet aan de  criteria van het kind voldaan, dan voelt het  kind zich gerechtigd de ouder doelgericht  te  bestraffen.                          

Het kind bepaalt wanneer hij  wel/niet op  bezoek gaat; straft ouder door omgang te  weigeren; heeft recht op alles waar hij/zij om vraagt  

  • DSM 5  Narcistische persoonlijkheidsstoornis  criteria 5

 

Sub B:

F. Aanhoudende ongegronde angst: Kind vertoont  aanhoudende ongegronde angst voor de verstoten ouder die getriggerd word door aanwezigheid of  in afwachting zijn van deze ouder.           

Het kind wordt vooraf onrustig bij rapport  gesprek  waar de verstoten ouder aanwezig zal zijn 

G. Hevige angst reactie: De aanwezigheid van de  doelgerichte ouder kan  een angst reactie veroorzaken die het niveau bereikt van situationele  uitgelokte paniek aanval                   

het kind vertoont ongegronde hevige angst reactie    -   fysiek trillen  

  • DSM 5 Fobie criteria B

H. Vermijding van ouder: Het  kind  zoekt  mogelijkheden om de ouder te  vermijden  of  verdraagt de  aanwezigheid van deze ouder met enorme stress.

Wil niet  aanwezig zijn  rapport  gesprekken  -   wil  niet  dat ouder bij  uitvoeringen  aanwezig  is. 

  •  DSM Fobie criteria C

Vaak gaat Sub B  over naar sub A  -   Het kind verwoordt in het begin angst te hebben  voor   een ouder. Echter correspondeert het gedrag niet met de stelling of is zeer extreem.

Indicator 3: het kind heeft een waan geloof.                  

Door een onecht drama te creëren en het kind te voeden  om  een  ouder  af te  wijzen ontstaat de  volgende familie    dynamiek; “Mishandelende ouder”   –   “mishandeld  kind”   –   “beschermende  ouder”. Het  afwijzen van een ouder     gebeurt  door de  verstotende ouder vaak niet zozeer door woorden als wel door het tonen van afkeer en afschuw over de andere ouder aan het kind.                      

In eerste instantie wordt er voor gezorgd dat een kind  de regulerende ander wordt;een  kind  neemt  de verantwoordelijke rol aan. Het kind word verleid bijvoorbeeld;“ik mis je zo, mis je mij ook?” Geen enkel kind wil dat een ouder hem/haar mist en wil dit gemis opvullen. Heeft een kind eenmaal de rol van regulerende ander op zich genomen dan word het ongewild  en onbewust in  een slachtoffer positie    gemanoeuvreerd.         

Walging wordt door de  “beschermende  ouder”  richting  de andere   ouder geuit door o.a. gezicht en lichaamstaal.Daarom verwoord het kind ook praktisch altijd;  "het is  niet  X  die slecht over jou praat,ik doe het!” Bij X  thuis word er goed over jouw gepraat.” 

Hoe meer een  kind dus roept; “....ik ren weg als ik terug moet....” “....Ze kunnen me niet verplichtten te gaan...”  “...ik  schreeuw alles bij mekaar...”                            

Hoe sterkerbewijs dat het Pathogeen aanwezig is.                           

Pas na terugkeer bij de gezonde ouder kunnen wij het kind herstellen. Pas na  terugkeer kan de verdriet respons worden  geopend, zodat het kind zichzelf  kan hervinden  en het authentieke kind weer boven kan komen. 


Conclusie:            

  • 309.4   Aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag;    
  • V61.20  Ouder-kind relatieprobleem;           
  • V61.29  Kind beïnvloed door ouderlijke relatie in nood;    
  • V995.51 Psychologische kindermishandeling bevestigd; pathogeen  ouderschap;

Ouder bepalen het beeld van  de wereld voor het kind. Geen een kind  ontwikkelt dit gedrag uit het niets (ex nihilo). Kinderen staan onder het stimulus gedrag van de ouders. 

  • Is er  sprake van een  authentiek ouder-kind  conflict?
  • Bestaat er  een trangenerationeel  verbond?             
  • Is er sprake van  een onnatuurlijk gestegen hiërarchie?          
  • Is er sprake van selectieve ouder incompetentie?  

Authentiek ouder/kind conflict?               

Bij een authentiek ouder/kind conflict staat het kind onder de stimulus controle van beide ouders.  In het geval van stimulus controle staan wij onder de stimulerende werking van het verkeerslicht; bij rood stoppen we, bij groen rijden we door.                    

Als het gedrag van de ouder verandert;  verandert het gedrag van het kind. Dit gaat niet op bij een niet-authentiek ouder/kind conflict. Daarvoor kunnen twee redenen zijn:       

  1. Het kind kan leiden aan v.autisme of  ADHD (inherent child  vulnerability) waarbij de reguliere stimulans van de ouder zo aangepast dient te worden, dat deze wel  voor       de juiste reactie van het kind gaat zorgen.
  2. Het kind maakt  deel uit van de coalitie met de  verstotende ouder;in dit geval staat  het  kind zo onder de invloed  van de verstotende ouder, dat aanpassing van stimulans aan de  kant  van de  verstoten ouder volledig  zinloos             

Het  blootleggen  van  het transgenerationeel verbond;                             

Het kind zit in een  transgenerationeel verbond -> kind zit in een verbond tegen de andere  ouder ->  uitsluiting  ->  het gedrag van het kind word gevoed en ondersteund  door de andere ouder -> de stimulus van  het kind zal niet  veranderen.        

Van belang is  het identificeren van  de locatie t.a.v. stimulus controle i.v.m. het gedrag van het kind. 

Hiërarchie  ladder; is het kind binnen de familie onnatuurlijk in hiërarchie gestegen?                            

  • Heeft het een positie aangenomen waarbij het vrij is om een ouder  te bekritiseren?                      
  • Is er  sprake van  niet  leeftijd gerelateerde samenwerking?  
  • Straft het kind de andere   ouder?  
  • Afwijzing?
  • Bekritiseren?
  • Beperktcontact?
  • Ouder moet contact  verdienen?          
  • Kind gaat ouder bij de  voornaam  noemen?          

Conclusie -> nietig verklaren van  ouderschap. Psychologische gelijkheid van  het  kind  <->  ouder  in  de  familie  hiërarchie. Dit is een sterk klinisch bewijs  van  verheven positie.  De favoriete  ouder  geeft het kind deze positie.                 

  • Is er sprake  van  selectieve  ouder  incompetentie? 
  • Ouderlijke onmacht in het verzorgen van gepaste  sturing en  discipline?           
  • Het “conflict” relativeren in het kind betreft  het conflict  richting  de  andere  ouder?  
  • De ouderlijke onmacht plaatst het  kind voor deze ouder  en  maakt de  beslissingen van het kind zwaarder betreft het         
  • “Ik kan er  niks aan  doen, het is het  ...” 
  • Dit bewijst selectieve ouder incompetentie, afwezigheid ouderlijk gezag en impotent ouderlijk  protest van zogenaamde  ondersteunde voor de  andere                    
  • “Ik kan  het kind toch niet .....”   =   selectieve  hulpeloosheid   ->  ouder incompetentie door het kind macht te geven om te beslissen, het kind voor de ouder plaatsen.             
  • in andere   omstandigheden werkt het kind prima mee  met deze ouder zijn sturingen en is de afwezigheid van  ouderlijk gezag in contradictie  met 
    o goed  presteren op school 
    o Huiswerk  maken 
    o Eten   
    o Slapen 

Alleen in het geval van ‘het kind richting  de  andere ouder bewegen’ lukt het niet.                      

Dit alles levert  voordeel voor de  verstotende ouder:  

=   selectieve  toewijding           

=   selectieve  autoriteit             

=   selectieve  ouderlijke verantwoordelijkheid       

->  tactisch ondersteunen ouder/kind conflict                  

Alles te samen  klinisch bewijs dat het conflict  niet  authentiek  is maar product van transgenerationeel  verbond = ouder in samenwerking met het kind tegen de andere ouder. Ouders horen leiding te  geven en  kinderen  horen deze  gepast qua leeftijd te volgen. Willen wij naar de  wensen  van een  kind luisteren hoort eerst  het ouderconflict te zijn opgelost. Als er  steevast gewerkt word  aan  hereniging  dan kan  er een psychologisch slagveld ontstaan in het kind dat tussen de doelen van  de therapie en de verstotende ouder zit om het  kind symptomatisch te houden. Bij elke vorm  van  kindermishandeling is altijd in het belang van het kind het veiligstellen van het kind. 


Vertaling en  samenstelling door R. Sijmons uit  werk  van  Dr. C. Childress (bewerking  M. van  Woerkom)   

  Figuur 1: diagram van een gezonde familie   hiërarchie   

  Figuur 2: Diagram van een vergevorderde  hiërarchie en verstrengeling

   Figuur  3   Diagram transgenerationleel  verbond en  afsnijding


De top 15  zaken die een  ieder  moet weten over op  Hechting  Gebaseerde Ouderverstoting (AB-PA) J. Hofer & C. Childress. 

  1. Het enige wat Op Hechting Gebaseerde Ouderverstoting (AB-PA) gemeen heeft met "Ouderverstotings  Syndroom" (PAS) is het woord "Ouderverstoting".                            

  2. AB-PA beantwoordt de vraag "wat is de op wetenschap gebaseerde psychologie" achter 

  3. AB-PA is geen theorie; het is in zijn geheel samengesteld op basis van gevestigde, geaccepteerde en door vakgenoten beoordeelde Psychologische De toepassing van standaard en volledig geaccepteerde psychologische concepten en beginselen op een reeks symptomen heet "diagnose".          

  4. AB-PA beschrijft geen geestelijke ziekte; het beschrijft een specifieke reeks symptomen bij een kind welke een psycholoog zullen leiden naar een klinische DSM-5 diagnose van 51 Psychologisch Misbruik van een Kind, Aangetoond.       

  5. AB-PA beschrijft een vorm van Pathogeen Ouderschap, hetgeen de klinische term is voor opvoedingsgedrag wat zo afwijkend en verstoord is dat het psychopathologie bij een kind. AB-PA kan niet  afgewezen worden  door de geestelijke gezondheidszorg aangezien het geheel uit hun werk is                     

  6. AB-PA verschaft psychologen een reeks van drie klinische indicatoren (symptomen) welke allen bij het kind aanwezig moeten          

  7. AB-PA is geheel gebaseerd op symptomen manifestatie van het Geen enkel ander persoon hoeft hiervoor klinisch onderzocht te worden op symptomen.        

  8. AB-PA laat zien hoe de drie symptomen elk het bewijs vormen van een afzonderlijke psychopathologie welke bij het kind wordt             

  9. AB-PA beschrijft hoe de combinatie van deze drie psychopathologieën alleen bij een kind veroorzaakt  kan worden door Pathogeen                    

  10. AB-PA kan betrouwbaar en consistent het onderscheid maken tussen 'oppositionele-opstandige' kinderen en 'ouderverstotende'                         

  11. AB-PA kan betrouwbaar en consistent onderscheid maken tussen authentiek kindermisbruik en valse beschuldigingen gemaakt door een kind dat wordt  beïnvloed door Pathogeen           

  12. AB-PA kan niet door een mishandelende ouder misbruikt worden  om het rechtssysteem te misleiden tot het toewijzen van             

  13. AB-PA kan vandaag al gebruikt worden  door uw Een aangetoonde DSM-5 diagnose van "V995.51 Psychologisch Misbruik van een  Kind" zal een beroep doen op de beschermingsplicht van de psycholoog welke van hun verlangt het misbruik te melden bij de kinderbescherming.          

  14. AB-PA geeft doelwit-ouders de macht om psychologen aansprakelijk te houden voor standaarden in professionele competenties aangaande onderzoek, diagnose en

Vertaling AB, 2017