Naar aanleiding van de gezamenlijke brief, waarin wij onze zorgen hebben geuit over de Richtlijn voor Strafvordering onttrekking minderjarigen aan het wettig gezag, d.d. 15 maart 2018, hebben Peter Tromp en Bas van ‘t Hoff van het Vader Kenniscentrum, 12 november een gesprek gehad met mevrouw Van de Watering (Beleidsadviseur Slachtofferrechten, Huiselijk Geweld, Zeden) en mevrouw Kwakman, (Landelijk officier huiselijk geweld en kindermishandeling).

Deze brief, werd gevolgd door enkele mails vanuit Herken Ouderverstoting richting de politie en het Openbaar Ministerie, waarin de mogelijke de-escalerende rol van de wijk agent, de politie en het Openbaar Ministerie is aangehaald. Rol van de politie zoals die zou moeten zijn inzake omgangsfrustratie

Daarnaast zijn er Kamervragen gesteld door betrokken politici, zoals Vera Bergkamp (D66) over de rol van de politie, maar ook de motie van kamerlid van Nispen (SP) die is aangenomen in de tweede kamer op 5 juli 2018, waar om strafbaarstelling van omgangsfrustratie is gevraagd, daar artikel 279 WvSr blijkbaar niet de juiste houding van de politie bewerkstelligd. Moties

Al deze acties hebben bijgedragen tot:

Rectificatie richtlijn voor strafvordering onttrekking minderjarige aan het wettig gezag
Staatscourant, 30 oktober 2018
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-13539-n1.html

In de richtlijn voor strafvordering onttrekking minderjarige aan het wettig gezag (2018 R003), afkomstig van het College van procureurs-generaal, en gepubliceerd in Stcrt. 2018, 12 maart 2018, nr. 13539 is tweemaal in de beschrijvende tekst opgenomen dat het strafrecht als ultimum remedium wordt ingezet. In de praktijk leidt dit tot onduidelijkheid en zorgen over het niet-optreden van het Openbaar Ministerie bij strafbare onttrekkingen.

Om verwarring te voorkomen wordt in de inleidende beschrijving de zin ‘het strafrecht dient in die zaken ingezet te worden als ultimum remedium’ geschrapt. Ook in de richtlijntabel bij categorie 1 wordt de zin ‘Het strafrecht wordt in de zaken in deze categorie als ultimum remedium ingezet’ geschraptMevrouw Van de Watering gaf aan dat, in plaats van ultimum remedium, het de wens is om strafrecht in te zetten als optimum remedium. Een instrument wat in verbinding staat met andere vormen van handhaving en toezicht en wat zo optimaal mogelijk zal worden ingezet. Volgens ons een prachtige stap voorwaarts. 

Tijdens het gesprek is het probleem van oudervervreemding uitgebreid onder de aandacht gebracht. In dit verband werd de volgende toezegging gedaan:  "Wij zullen uw vraag/zorg ‘of betrokken partijen zich voldoende bewust zijn van de gevolgen/schade van ouderverstoting en of dit (daarmee) voldoende wordt meegewogen bij het inschatten van de veiligheid’ onder de aandacht brengen van de Justitiepartners en Veilig Thuis in het eerstvolgende overleg van het Landelijk Netwerk Zorg-straf huiselijk geweld en kindermishandeling." Met andere woorden; wij zijn weer een stap dichter bij de oplossing om ouderverstoting tegen te gaan!

Als de wijkagent, eventueel opgevolgd door de politie en het openbaar Ministerie ouders in de gelegenheid stellen om omgangsfrustratie tegen te gaan, zal dat zeker 80 tot 90% van alle ouderverstotingsgevallen gaan voorkomen. Als er sanctionerend wordt opgetreden tegen weiger ouders en er consequenties aan gedrag worden verbonden, zal de weiger ouder zich wel bedenken voordat deze voorsorteert op een strafblad.

Voor iedereen is dit beter werken zo. In principe heeft een ouder nu echt genoeg aan 2 belangrijke zaken: gezamenlijk gezag en een omgangsregeling vast gelegd in een beschikking.

Voor ouders is het dus van groot belang om:

  1. gezamenlijk gezag te hebben;
  2. De omgang geregeld/vastgelegd te hebben in de beschikking;
  3. Als je samen er via mediation eruit bent gekomen, ouderschapsplan en convenant te laten bekrachtigen door een beschikking (rechter);
  4. Dat zo snel mogelijk te doen en niet op zijn beloop te laten, daar in de loop der jaren het kan blijken dat een convenant geen waarde heeft als 1 van beide ouders dat convenant aan haar/zijn laars lapt;
  5. En mocht 1 van beide ouders het mediation traject traineren, de andere ouder daar niet in meegaat, maar het traject beëindigd en zich wendt tot de rechter met het verzoek zo snel mogelijk de omgang te formaliseren in de beschikking, daar tijd onze grootste vijand is;
  6. Liefst de omgang laten bekrachtigen met een boetebeding naar beide ouders toe. Wel zo eerlijk, de ouder die de omgang frustreert moet ook de gevolgen dragen, naast het feit dat er aangifte tegen die ouder gedaan kan worden. Hierdoor verminder je al kans op omgangsfrustratie;

Zo simpel kan het zijn. Uit één van de ouders een vermoedens van misbruik, of komt die ouder met verhalen over ellende in de relatie waardoor deze ouder vindt dat de andere ouder geen rol meer in het leven van het kind mag spelen, of zeer beperkt, ga dan niet mee in de wens tot allerlei onderzoeken, maar vraag om de MASIC. Komt uit de MASIC naar voren dat deze ouders behoren bij de groep van 15% die voorsorteren op een high conflictscheiding, dan is een beschikking met een zeer duidelijke omgangsregeling nog belangrijker. Aangevuld met een eventuele dwangsom bij omgangsfrustratie en parallel ouderschap.

 Randvoorwaarden:

  • Een rechter die verstand van zaken heeft en ouderverstoting niet accepteert;
  • Bij voorkeur een regie rechter;
  • Afstappen van het toernooimodel, procedure op tegenspraak, maar zo lang dat nog niet mogelijk is, een rechter die niet meegaat met de advocaat die tijd aan het rekken is of met allerlei beschuldigingen komt, gewoon omdat het kan, omdat er achter gesloten deuren niet onder ede wordt gehoord;
  • Een rechter die begrijpt dat de huidige diverse trajecten een vorm van mosterd na de maaltijd zijn en derhalve ouders niet gaat dwingen om daar aan deel te nemen;
  • Een rechter die begrijpt dat een OTS (Onder Toezicht Stelling) enkel extra kolen op het vuur zal gooien. Immers, zo lang Jeugdzorg nog niet is bijgeschoold, en/of bladzijde 25 van het rapport scheiden zonder Schade, als ook de brief van uit de ministeries richting Tweede kamer 9 mei 2018 en de behandeling op 16 mei, door hen niet serieus worden genomen, zij geen partij zijn en zich afzijdig behoren te houden;